13 maart 2014; AM onderzoek
De Groene Vlieg uit Dronten heeft uit de wintertarwe akker grondmonsters genomen ten behoeve van onderzoek naar aaltjes.
Aaltjes kunnen vooral in de aardappelteelt en suikerbietenteelt grote schade veroorzaken. Bij aardappelen word dat aardappelmoeheid genoemd. Na een teelt van aardappelen word de grond door de Groene Vlieg onderzocht.
Aardappelmoeheid wordt veroorzaakt door aardappelcysteaaltjes. De aaltjes voeden en vermenigvuldigen zich op de wortels van de aardappelplant, die daardoor slecht groeit. Op de aangetaste wortels vormen zich cysten, die vol eieren en larven zitten. Deze cysten blijven na de oogst achter in de grond en kunnen opnieuw schade veroorzaken in volgende aardappelteelten. Opbrengstderving en valplekken zijn het gevolg. (Bron: De Groene Vlieg)
Er bestaan twee soorten aardappelcysteaaltje, het geel aardappelcysteaaltje (Globodera rostochiensis) en het wit aardappelcysteaaltje (G. pallida). Voor de keuze van een aardappelras met de juiste resistentie tegen één van deze soorten is het van belang een soortbepaling per haard uit te laten voeren. Helaas komen beide soorten ook steeds vaker samen voor in een perceel. Voor een advies op maat is het dan ook van belang menghaarden goed en tijdig in kaart te brengen. Vandaar de monstername. Door een ruime vruchtwisseling aan te houden kan grote schade worden voorkomen. Tevens zijn er resistente rassen die geen last hebben van bepaalde aaltjes. Vandaar dat het belangrijk is wat voor soort aaltje er eventueel gevonden word. Door goede rassenkeuze kan het gevonden aaltje bestreden worden. Bestrijding kan plaatsvinden door het toepassen van een ruime vruchtwisseling, de teelt van resistente en tolerante rassen, de teelt van resistente groenbemesters (bladrammenas en gele mosterd), vroeg zaaien of planten. Er worden stroken van 6 meter breed onderzocht. Per ha is dat 8,4 kg/ha (Zogenaamde AMI-100 methode). De stroken worden met de 2 meter brede meetstok op de foto hierboven uitgezet. Door aan beide kanten van het perceel zichtbare vlaggetjes neer te zetten kan de monsternemer recht van de ene naar de andere kant lopen. Tijdens het lopen worden er regelmatig grondmonsters geprikt. De grond word tijdens het lopen in een opvangbakje opgevangen. Aan het einde van de strook word het opvangbakje geledigd in een zakje. Dit zakje word goed dichtgemaakt en voorzien van een label. Op het label staat o.a. het strooknummer vermeld.
In de bestelbus worden de zakjes opgeslagen en later naar het laboratorium van De Groene Vlieg in Dronten gebracht. Daar worden de grondmonsters onderzocht op de aanwezigheid van aaltjes. Via de labels van de zakjes is later te traceren waar de eventuele besmetting van aaltjes zit. De akkerbouwer kan dan ruim voor de volgende aardappelteelt maatregelingen nemen. Na een aantal weken krijg ik via de post de uitslag van het onderzoek en waar eventuele besmettingen in het perceel zitten.
In suikerbieten kunnen de zogenaamde witte bietencystenaaltjes schade veroorzaken. Bietenmoeheid word dit genoemd.
Bietenmoeheid wordt veroorzaakt door bietencystenaaltjes. Aangetaste planten blijven meestal pleksgewijs achter in groei en kunnen sterke zijwortelvorming (baardgroei) vertonen. Bij warm droog weer gaan de bladeren slap hangen.In de bietenteelt zijn goeie resistente rassen aanwezig zodat door het inzetten van een resistent bietenras opbrengstderving zoveel mogelijk kan worden voorkomen.
Bestrijding kan plaatsvinden door het toepassen van een ruime vruchtwisseling, de teelt van resistente en tolerante rassen, de teelt van resistente groenbemesters (bladrammenas en gele mosterd), vroeg zaaien of planten. (Bron: De Groene Vlieg)
Er zijn ook nog meer soorten aaltjes die schade kunnen veroorzaken in de akkerbouw. Gelukkig heb ik daar op ons akkerbouwbedrijf geen last van.